Daar ligt een man


Het einde van dit kalenderjaar nadert met rasse schreden. Het wordt stilaan tijd voor terugblikken op bijzondere gebeurtenissen. Als er één verhaal is dat me qua uniciteit zal bijblijven, dan wel de nacht met de man in de gracht.

Gezellig avondje

We keren terug naar de eerste helft van maart, net voor het leven zoals we dat toen kenden drastisch wijzigde. Het woord Corona viel her en der al eens en de lockdown zat er aan te komen, maar van avondklokken was nog geen sprake. Na een gezellig avondje reed ik tussen twee en drie uur 's nachts huiswaarts, met - zoals bijna altijd - galmende muziek uit de boxen. Met temperaturen net boven het vriespunt en de bijhorende witte glans op grasveldjes moet het een van de laatste kille nachten van het voorjaar geweest zijn. Bij het inslaan van een verlaten weggetje en het idee van dat warme bedje in de zeer nabije toekomst deed niets voorspellen dat het volgende halfuur enigszins anders zou uitdraaien. Nog enkele kilometers, een handvol flauwe bochtjes en ik had thuis kunnen zijn. In een milliseconde en in een ooghoek flitste een silhouet me aan de rechterkant voorbij. Het overkomt me 's nachts wel vaker dat ik levensechte vormen zie die in het licht gewoon een kapstok of een cactus blijken, maar verrek. Dat leek toch verdacht op een lichaam, daar naast de straat.

Hallo meneer?

Ik rem bruusk en begin aan een inwendige discussie. Zo'n discussie die als uren aanvoelt maar in werkelijkheid slechts vijf seconden duurt. Heb ik me nu een lichaam in de gracht ingebeeld of heeft een of andere onverlaat gewoon twee goed gevulde vuilniszakken uit zijn autoraam gekieperd? Moet ik vijftig meter achteruit rijden en toch maar eens checken ingeval het een pechvogel is die mijn hulp nodig heeft? Wie weet red ik om twee uur 's nachts een mensenleven. Of riskeer ik mijn eigen leven als dat een moordenaar blijkt die het gemunt heeft op goedhartige wannabe-helden? Of is het een carjacker die me zo meteen overvalt en er met moeder's (die van mij reed even niet) auto vandoor gaat? Met een vreemde combinatie van angst en moed besluit ik toch terug te keren. Oh mijn god! Het is wel degelijk een lichaam, wat doe ik nu? "Je wil morgen niet op het nieuws zien dat er een man is doodgevroren en dat jij dat had kunnen voorkomen" is het slotpleidooi van het engeltje op mijn schouder. Met de bibber op het lijf - en dat had niets met de kou te maken - stap ik uit de auto. Meer dan "Hallo, meneer?" krijg ik niet over de lippen. "Ik ben gevallen" kreunt de man, al is dat het antwoord dat ook een crimineel me zou voorleggen om me dan onverwachts aan te vallen.

Gemeenschappelijke kennis 

Luidop vraag ik wat er is gebeurd en in mijn binnenste smeek ik hem om me niet te doden. De man lijkt een glaasje teveel gedronken hebben en zou na een lugubere nachtwandeling uitgegleden zijn. "Ik ben recent geopereerd aan mijn heup en moet op doktersadvies dagelijks wandelen. Door die zwakke heup geraak ik nu niet recht". Welke arts raadt mensen aan om na middernacht in de vrieskou een stapje te zetten? Met heel wat moeite help ik de arme kolos op de been, maar ik krijg het niet over mijn hart om hem de resterende drie à vier in deze toestand te voet te laten doen. Omdat hij me tot dusver nog geen mes of wapen tegen het lichaam drukte, waag ik me eraan hem thuis af te zetten. Zijn met modder besmeurde broek tegen de binnenkant van mama's propere auto negeren we eventjes. Moeder zal wel kuisen, toch? Aan een herkenningspunt licht de man op en verwijst hij naar een familielid die er regelmatig vertoeft. Het blijkt om Petrus, een gemeenschappelijke kennis, te gaan. In de veronderstelling dat deze toch wel vriendelijk ogende dronken beer geen vrienden van de familie ontvoert verdwijnt de angst uit mijn bloed. Aan zijn voordeur aangekomen krijg ik een "super veel merci" en laat hij me veilig verder rijden. Dat doe ik met een grote glimlach, tot ik de bemodderde passagiersstoel zie. Ach, een mensenleven is toch wel een vuile autozetel waard zeker? 

Of hij zonder mijn hulp de kracht gevonden had om zelf recht te staan en zich een terugweg te banen? Misschien wel. Ben ik blij dat ik het risico niet nam om ooit tegen Petrus te moeten zeggen dat ik niet was teruggekeerd om te checken of het echt wel om een lichaam ging? Honderd procent zeker. Waargebeurd verhaal.

Reacties

Een reactie posten